Verloren Hoek

Plaats
Buurtschap
Breda
West-Brabant Baronie en Markiezaat
Noord-Brabant

Verloren Hoek

Terug naar boven

Status

- Verloren Hoek is een buurtschap in de provincie Noord-Brabant, in de regio West-Brabant, en daarbinnen in de streek Baronie en Markiezaat, gemeente Breda. T/m 1941 gemeente Princenhage. Overgegaan naar de gemeente Beek. In 1997 over naar gemeente Breda.

- De buurtschap Verloren Hoek valt, ook voor de postadressen, onder het dorp Prinsenbeek.

Terug naar boven

Naam

Spelling
Vele buurtschappen ontberen - in onze optiek ten onrechte - een plaatsnaambord (de meeste gemeenten ‘vergeten’ dat buurtschappen óók plaatsen zijn - met een eigen identiteit - waar dus een plaatsnaambord hoort te staan). Ook bij Verloren Hoek is dit het geval. Vaak zijn zij echter genoemd naar de ligging aan een gelijknamige straat, zo ook Verloren Hoek, zodat u daaraan in ieder geval nog kunt zien, mits u er niet te snel aan voorbijrijdt, dat u zich in de desbetreffende buurtschap bevindt. Als een plaatsnaam in verschillende bronnen op verschillende manieren gespeld wordt (wat helaas nogal eens het geval is), zou het plaats- of in dit geval straatnaambord uitsluitsel moeten geven, zou je mogen veronderstellen. De gemeenten zullen immers hun eigen plaats- en straatnamen wél eenduidig benoemen? In deze buurtschap aangekomen, blijkt echter aan de ene kant een straatnaambord Verloren Hoek te staan en aan de andere kant een bord Verlorenhoek… Doorgaans wordt het echter als twee woorden geschreven.

Naamsverklaring
“Verloren betekent in plaatsnamen veelal ‘verlaten, niet meer onderhouden’. Misschien gaat het hier echter om een afgelegen, weinig opbrengend stuk land dat de moeite van het bewerken amper waard was” (1).

Terug naar boven

Ligging

De buurtschap Verloren Hoek ligt 1 km W van Prinsenbeek, rond de straat Verloren Hoek.

Terug naar boven

Bezienswaardigheden

- Prinsendreef 4: grote domeinhoeve met twee Vlaamse schuren en een fraaie oprijlaan.

- Zanddreef 4: goed bewaard voorbeeld van een Brabantse hoeve.

- Zanddreef 6: ‘De kleine hoeve’, een gerestaureerd boerderijtje, waarschijnlijk de oudste boerderij in de voormalige gemeente Prinsenbeek.

Terug naar boven

Landschap, natuur en recreatie

- De Berk is een natuurreservaat in gedeeltelijk gemeente Etten-Leur, gedeeltelijk gemeente Breda (t/m 1941 gemeente Princenhage, overgegaan naar de gemeente Beek). Het gebied wordt beheerd door Staatsbosbeheer. Gelegen 2 km N van Etten-Leur, Z van de Strijpenseweg, W van Verloren Hoek, N van de Elshoutweg en O van de Zevenbergseweg.

De botanische waarden in de polders ten noordwesten van Prinsenbeek zijn als gevolg van verdroging in de loop der jaren sterk achteruitgegaan. In het gebied De Berk is de situatie relatief gunstig. In het kader van de ruilverkaveling Etten-Leur/Rucphen zijn de omvang en de begrenzing van dit natuurgebied sterk verbeterd. Een geheel eigen waterhuishouding is hier weliswaar nog niet realiseerbaar, maar De Berk kon door allerlei kleinschalige maatregelen in de detailwaterhuishouding toch al aanzienlijk worden vernat (80).

“De Berk is nog steeds een heel waardevol reservaatje. Het bijzondere van het gebied is de herkenbare aanwezigheid van verschillende vrij omvangrijke veenputtencomplexen. Iets dat in veel andere gebieden met een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis vaak niet meer het geval is. Daar zijn de veenputten met zand dichtgegooid en tot grasland ontgonnen of met vuil volgestort en verruigd. In De Berk zijn de putcomplexen nog in allerlei stadia te bewonderen. Vooral de verscheidenheid in ouderdom, de abiotische verschillen als gevolg van de locatie op de bodem- en grondwatergradiënt spelen daarbij een rol. De daarbijbehorende variatie in het gevoerde beheer maken dit reservaatgebiedje tot een bijzondere parel aan het snoer langs de ‘Naad van Brabant’.

Een deel van de veenputten kent al decennia lang een ‘nietsdoen-beheer’ en heeft de afgelopen vijftig jaar de kans gekregen om op spontane wijze te verbossen. Alhoewel het gebied de afgelopen decennia enigszins verdroogd is, kan plaatselijk toch nog gesproken worden van soortenrijk en vrij karakteristiek ontwikkeld zeggenrijk elzenbroekbos. In sommige van de sterk beschaduwde veenputten treffen wij naast veel moeraszegge, stijve zegge en gele lis soms ook nog melkeppe en elzen-, zomp- of snavelzegge aan. In andere putten met een sterkere wisseling in de waterstand is deze begroeiing vervangen door een wat soortenarmere vegetatie, gedomineerd door riet, hennegras en stekelvarens. Pluimzegge, waterscheerling, watertorkruid en wateraardbei, typische verlandingsplanten van de meer open veenputten in Weimeren, komen in de geheel verboste putten van De Berk niet meer voor.

Een aantal veenputten in De Berk wordt jaarlijks gemaaid. Ze kennen onderling een zeer gevarieerde flora. De positie van de veenput op de gradiënt bepaalt of er wel of geen kwelinvloed in de putten aanwezig is en dus of het water in de veenput een zwak basisch, neutraal dan wel een zuur karakter heeft. Deze bijzonder abiotische gegevenheid weerspiegelt zich in de vegetatieontwikkeling van elke put. In de oostelijke putten, hoog op de gradiënt, is vrijwel geen sprake van grondwaterinvloed. Het watertype in de veenputten wordt bepaald door regenwater en is derhalve vrij zuur van karakter; de vegetatie wordt gedomineerd door een veenmosrijke kleine zeggengemeenschap. De putten zijn geheel verland. Er heeft zich een trilveenachtige situatie gevormd met een dikke kragge van veenmos, moerasstruisgras en kleine zegge. Behalve diverse soorten veenmos, komen hier plantensoorten voor als moerasviooltje, waternavel, wateraardbei, zompzegge, geelgroene zegge en veenpluis. In de meest westelijk gelegen veenputten is wel kwelinvloed merkbaar. Behalve dat de verlanding veel langzamer gaat en de putten bijna altijd open water bevatten, komt dat ook tot uiting in de vegetatiesamenstelling: de vroeger hier veel voorkomende, maar thans uitermate zeldzame ronde zegge is hier nog in twee putten aangetroffen. Daarnaast treffen we soorten als padderus, waterdrieblad, snavel- en draadzegge, vlottende bies en duizendknoopfonteinkruid aan.

Was er van enige rietgroei in het veenputtencomplex vroeger nauwelijks sprake, in de beschrijvingen door de jaren heen wordt het riet steeds vaker genoemd als toenemende (storings)soort. Wellicht heeft achterstallig maaibeheer in de jaren zeventig en tachtig bijgedragen aan deze rietverruiging. In de westelijke voedselrijkste putten bereikt het riet thans zijn grootste dominantie en hoogtegroei. De putten in het middengedeelte van de gradiënt bevinden zich qua vegetatie in een overgangssituatie, maar zijn juist daardoor zeer soortenrijk. Ook hier heeft de kragge door verlanding de veenputten vrijwel geheel bedekt, maar er komen plaatselijk nog wat zonken en slenken in voor. Door het maaibeheer hebben zich mozaïeksgewijs kleine vlekjes van blauwgrasland, afgewisseld met kleine zeggenmoerasjes, kunnen ontwikkelen, met soorten als blauwe zegge, grote ratelaar, grote pimpernel, tweerijige zegge, moeraslathyrus, zeegroene muur, moeraswederik, dotterbloem, holpijp, padderus en marginaal nog wat waterdrieblad. Op de uitgespaarde veenruggetjes tussen de veenputten is door het decennia lang consequente maaibeheer een blauwgraslandvegetatie tot ontwikkeling gekomen, die tendeert naar heischraal grasland. De vegetatie wordt gedomineerd door pijpenstrootje met hier en daar kruipwilg, blauwe knoop, kleine valeriaan, grote pimpernel, hondsviooltje, blauwe zegge, bleke zegge, geelgroene zegge en sterzegge.

Opvallend is dat, in tegenstelling tot vroeger, in de meeste putten geen waterplanten meer aanwezig zijn. In eerdergenoemde oude informatiebronnen wordt nog gewag gemaakt van aaneengesloten krabbescheer- en waterlelievegetaties in de veenputten en de omringende sloten. Ook een andere kenmerkende, uit het gehele gebied van de Haagse Beemden verdwenen verlandingsplant van wat voedselarmer milieu in veenputten, sloten en elzenbroekbos, de zeldzame slangewortel, wordt daarin nog vermeld. Slechts hier en daar zijn nu nog waterviolier, kikkerbeet en algemenere fonteinkruiden aanwezig, vooral overigens in slootjes.

Deze initiële verlandingsfase leek tot voor kort vrijwel verdwenen te zijn en blijkbaar ook niet meer op gang te komen. Daarom heeft Staatsbosbeheer begin jaren negentig direct ten zuiden van het oude veenputtencomplex en net als deze loodrecht op de abiotische gradiënt, een serie nieuwe putten laten graven. In een dergelijk voedselarm milieu duurt het een lange tijd voordat zich een natuurlijke vegetatieontwikkeling manifesteert. Vaak ontstaat er eerst een pionierstadium met storingssoorten als gevolg van de grootschalige inrichtingsmaatregel. De ‘russenfamilie’, met vooral pitrus, greppelrus, knolrus en zomprus, is daar de belangrijkste vertegenwoordiger van. Maar langzamerhand begint toch tekening te komen in de vegetatieontwikkeling.

Tijdens recente inventarisaties zijn weer ‘goede’ pioniersoorten aangetroffen zoals kranswieren van de geslachten Chara en Nitella, duizendknoopfonteinkruid, padderus, veelstengelige waterbies en langs de oevers geelgroene zegge. De verwachting is dat dit ‘waterstadium’ in de verlanding nog wel een tien tot vijftien jaar zal duren. In de tussentijd zal overwogen worden in sommige van de bestaande veenputten de vegetatieontwikkeling te onderbreken en ook terug te zetten naar openwaterstadia” (80).

Terug naar boven

Recreatie

- In 2011 zijn de natuurgebieden Liesbos en De Berk voor wandelaars met elkaar verbonden middels twee bruggen die zijn vervaardigd uit twee in de lengte doorgezaagde eiken. Tussen De Berk en het Liesbos liggen namelijk twee brede sloten van acht meter breed. Daarom moesten wandelaars nogal omlopen via drukke wegen om de beide gebieden te bezoeken. Vandaar de bruggen. De eerste brug ligt over de sloot in het nieuwe stukje natuur tussen de Donkerstraat en de Elshoutweg. De andere eik ligt vijfhonderd meter verderop aan de rand van natuurgebied De Berk. Dankzij de bruggen kunnen natuurliefhebbers nu 15 kilometer aan één stuk door de bossen, velden en weilanden lopen.

Reactie toevoegen